Coming here to see people and scenes,
Happy with Buddha and pleased with the earth.
Lê Thánh Tông (1442 – 1497)
In de Omamori Spa aan de Hàng Bún in Hà Nôi vreten de zacht-wrede handen van mijn blinde therapeute zich door spieren en leven. Het hele lijf is hard, stug en onverzettelijk, terwijl ik me wil ontspannen verzet het zich. De blinde masseuse leest mijn lijf als een boek, pakt feilloos de hardste spieren, pijn beneemt me de adem. Terwijl haar zijdezachte haar mijn schouder streelt fluistert ze in mijn oor dat het haar spijt, maar dat de weg van pijn de enige optie is.
Op het meer drijft een eenzame huisboot. Het blad groen, de kalk wit, de noot bruin, de bruid van de gouden pad kauwt hard op de betel, die haar mond betovert tot een bloedrode vlek. Hun liefde is door de goden voorbestemd, onvermijdelijk worden ze na talloze levens eindelijk verenigd. Schaakstukken spelen het spel van wolken en regen met een wit konijn en het maanmeisje. Boven kalkrijke zwarte bergen verwart het vliegertouw zich met een visvormige houten drum. Terwijl pijnbomen en wilgen elkaar omhelzen verbergt een gigantische witte rivierslak zich in het riet. In het klooster zorgt de zoete klank van de windgong voor koelte en verlichting, terwijl oranjebruine tempelhonden blaffen naar een glimlachende Quan Yin. Wordt de vergulde Boeddha vermalen tussen de roestige tandraderen van mijn karma. Kust de kunstenaar Tran Nguyen Dung in vrije los geschilderde pasteuze verfstreken zijn schilderij tot leven. Flitsen witte tanden als bliksemschichten. Is de paarse vis in de bomen als een wond in een neonnacht. Baart de granieten vrouw een kind dat zich blind staart in de zon. Sleept een stenen man zijn perziken van onsterfelijkheid vreugdeloos achter zich aan. Bij de Quan Yin tempel raap ik een blad op van de bodhiboom, een loot van de boom waaronder de Boeddha zelf nog geschuild heeft. De Boeddha’s van heden, verleden en toekomst gaan rollebollend over de weg der natuur, de essentie waaruit de tienduizend dingen ontstaan. De poort van grote synthese blijft vooralsnog voor me gesloten, de vijver van hemelse helderheid troebel. Terwijl de bodhisattva prinses opstijgt naar de hemel laat ze voor eeuwig de geur van abrikozen achter in de grot waar ze gevangen zat. Gedurende de nacht waakt Garoeda op de rand van mijn bed. Op het windstille schilderij van Willem van de Velde wachten de schepen voor de kust rustig op wat komen gaat. Boven plastic tulpen draait een elektronische vlinder onvermoeibaar haar rondjes.
De massage wordt afgesloten met warme olie en hete stenen. Stug en vasthoudend verzet mijn hele wezen zich, een ‘happy ending’ is nog ver weg. Is de weg van pijn tegelijk ook de weg naar de liefde?