M.C. Escher ‘Metamorphose III’ 1968 (detail)
Luister tijdens het lezen van deze column naar: Who Knows Where The Time Goes van Fairport Convention met Sandy Denny
Wegen gaan verder, almaar door,
Onder wolk en onder ster;
Maar zij die zwerven zonder spoor,
Keren naar huis terug van ver.
‘De Hobbit’ J.R.R. Tolkien
Een metamorfose is een gedaanteverandering bijvoorbeeld die van een rups in een vlinder. Maar de allerbekendste metamorfosen vinden we misschien wel in de literatuur, namelijk het omvangrijke gedicht ‘Metamorphosen’ van de Romeinse schrijver Ovidius (43 v.Chr. – 17 na Chr.) Hierin verhaalt Ovidius op speelse wijze de schepping en geschiedenis van de wereld volgens de Griekse en Romeinse mythologie. Het werk is een aaneenschakeling van gedaantewisselingen. De nimf Daphne verandert in een laurierboom, de jager Actaeon in een hert, de bosnimf Syrinx in wuivend moerasriet en de herder Daphnis zelfs in een steen. In het laatste hoofdstuk geeft Ovidius bij monde van de Griekse filosoof en wiskundige Pythagoras een filosofische onderbouwing, die de leer van de eeuwige verandering predikt: omnia mutantur, nihil interit – alles verandert, niets gaat ten gronde. Alles in de kosmos is voortdurend in beweging, niets blijft gelijk, maar ook niets vergaat volledig.
De graficus M.C. Escher hanteert in zijn Metamorphosen een speelsheid, die ook het werk van Ovidius door de eeuwen heen zo fris heeft gehouden. Perspectief, details, beweging onder, boven, herhaling en verandering zijn begrippen waarmee Escher graag speelt. “Dit metamorfoseren (is) een luchtig, kinderlijk spel met beeld- en gedachteassociaties, die elkaar zonder poging tot diepzinnigheid, min of meer toevallig opvolgden”. aldus Escher. Als kind las Escher graag sprookjes en speelde hij het spel van gedachten associëren. Als begin- en eindpunt nam hij twee volkomen willekeurige woorden en probeerde hij die met elkaar in een ‘logisch’ verband te brengen. “Misschien streef ik wel uitsluitend verwondering na en tracht ik dus ook uitsluitend verwondering bij mijn toeschouwer op te wekken”, schrijft Escher in 1956 aan zijn vriend Hans de Rijk.
Eind augustus 2019 overlijdt na een zeer kort ziekbed mijn lieve moeder. Mijn vroegste en mijn laatste herinnering aan haar vormen over een periode van zestig jaar een prachtige cirkel. De middag voor haar overlijden ligt mijn moeder op bed, in een nachtjapon in haar geliefde pastel kleuren. De wind waait door het open raam naar binnen en speelt met de dunne gordijnen. Het door de gordijnen gefilterde zonlicht valt over het bed waar wij liggen, elkaars hand vasthoudend een paar laatste woorden wisselend, maar eigenlijk was het contact vooral woordeloos, in een mooi vredig laatste samenzijn, maar dat wisten we toen nog niet.
Ook mijn vroegste herinnering is nog woordeloos, ik lig als peuter op de ‘bleek’ (een klein grasveldje dat gebruikt werd om de was te drogen of te ‘bleken’) terwijl mijn moeder de was aan de drooglijn hangt, vaag is er de geur van het gras. Een houten droogrek vol wasgoed beschut me tegen de zon, het heldere licht en de warmte van de zon, voor mij zijn ze symbool gebleven voor de warme liefde waarmee mijn moeder me omringde … ‘licht’ als een veertje dat zich koestert in de zon laat ze zich gaan … langs mijn wang strijkt de vleugelslag van een engel … ‘licht’ is haar schaduw.
Als een mens soms pijn heeft, dan beseft hij pas hoe heerlijk het is om geen pijn te hebben. En is er, in dit tranendal, iets heerlijkers te bedenken, dan in te slapen in een zacht bed? Daarom ben ik ook helemaal niet zo bang voor de dood, mits die zich pijnloos, als een nauw merkbare overgang naar het Neerwana, voltrekt. M.C. Escher
Alles in het leven is er slechts voor een kort moment, laurierboom, hert, moerasriet of zelfs steen. Is metamorfose wellicht een ander en beter woord voor sterven. De dood lijkt me te scheiden van wie ik liefheb, maar in honderden herinneringen kan ik haar altijd bezoeken.
In zijn houtsnede Metamorfose II plaatst Escher de vele vormveranderingen in een kringloop zonder begin of einde. Daarmee raakt dit werk ook aan de begrippen oneindigheid en eeuwigheid die in zijn werk essentieel zijn. Zo ontstaat een kunstige combinatie van metamorfose en de begrippen tijd (eeuwigheid) en ruimte (oneindigheid). Zelf noemt Escher zijn Metamorphosen ook wel vormassociaties. Daarbij gaat het niet om de gelijkenis in de vorm die twee verschillende voorwerpen met elkaar vertonen, maar om de vorm-interpretatie van twee verschillende figuren waarvan de ene het complement is van de andere en deze aanvult of completeert. In 1958 geeft Escher in zijn publicatie ‘Regelmatige vlakverdeling’ in woord en beeld een uitgebreide toelichting op de regelmatige vlakverdeling met de zich gaande weg wijzigende figuren die zo een ‘beeldverhaal’ doen ontstaan. Escher beschrijft hierin onder andere een fragment van Metamorphose II
“Het fragment dat hier gereproduceerd is, geeft een enkele gedaanteverwisseling weer, n.l. van links naar rechts gaande, van ‘insekt’ tot ‘vogel’. Eerst voegen zich de zwarte insect-silhouetten aaneen; op het moment dat zij elkaar raken, is hun witte achtergrond visvormig geworden. Door verwisseling van figuren en achtergrond, zwemmen er vervolgens witte vissen tegen een zwart fond. De vissen fungeren dus min of meer als katalysators; hun vorm verandert – nagenoeg – niet, maar hun houding ten opzichte van elkaar wel; hun ‘slagorde’ wijzigt zich. Als zij zich weer hebben samengevoegd, blijken hun tussenruimtes vogelvormig geworden te zijn.” M.C. Escher ‘Regelmatige vlakverdeling’ uit 1958
*alfa Α en omega Ω zijn de eerste en de laatste letter van het klassieke (Ionische) Griekse alfabet
And I am not alone while my love is near me
I know it will be so until it’s time to go
So come the storms of winter
And then the birds in spring again
I have no fear of time
For who knows how my love grows?
And who knows where the time goes?
Who Knows Where The Time Goes Sandy Denny (1947 – 1978)