I haven’t shaken griefs rattle, yet it clatters
I haven’t rung sorrow’s bell, though it tolls
Hô Xuân Huong (1772 – 1822)
Na anderhalf uur tevergeefs zoeken kijkt de tuk-tukdriver (eigenlijk remork-motodriver in Cambodja) ons licht wanhopig aan. De juiste straat hebben we inmiddels gevonden, de juiste locatie nog lang niet. Vanaf Wat Phnom, een drukbezochte tempel aan de oevers van de Tonle Sap rivier, lijkt het op mijn kaart een kort ritje naar straat 169 huis 33b, maar dat blijkt tegen te vallen.
Ongeveer op de plek waar Tonle Sap en Mekong elkaar ontmoeten, ziet, ergens in de veertiende eeuw, vrouw Penh een grote Koki boom (Hopea odorata, of Ta-khian) voorbijdrijven met verstrengeld in haar takken vier Boeddhabeelden en een beeld van de Hindoegod Vishnu. De vastberaden en energieke Penh bracht haar vondst onder in een kleine op een heuvel gelegen tempel, die uitgeroeide tot de huidige Wat Phnom, tempel op de heuvel. De stad die eromheen groeide kreeg de naam Phnom Penh, heuvel van (vrouw) Penh. Sinds die tijd heeft de stad vele ups en downs gekend, met als grootste contrast het Phnom Penh van de jaren ’60, toen de parel van Azië en het Phnom Penh van de jaren ’70, toen de Khmer Rouge haar veranderde in een spookstad, slechts toegankelijk voor partijkader, militaire leiders en hun personeel.
In het Phnom Penh van de jaren ’60 bestaat twee derde van de bevolking uit allochtone Chinezen en Vietnamezen, meestal de bewoners van de buitenwijken. In het centrum was de invloed van een kleine Franse minderheid zeer zichtbaar. Diep onder het oppervlak van deze, door Amerika gefinancierde gouden eeuw en volledig buiten het zicht van de machthebbers wordt de kiem gelegd voor de tragedie van Pol Pot en zijn Khmer Rouge. Tijdens deze decadente gouden jaren maakt de jonge communist Pol Pot een studiereis naar het China van Mao Zedong, ten tijde van de culturele revolutie. “Zo moet het dus” zal hij gedacht hebben. Vanaf het begin van de jaren ’70 werden de machten en krachten die de ondergang van het ‘fairy tale kingdom’ uit de jaren ’60 zouden betekenen steeds sterker. Vanaf 1975 komt Phnom Penh zelf onder vuur te liggen en op 17 april 1975 marcheerde de triomfantelijke Khmer Rouge de stad binnen en, zoals hun leiders het noemden ‘not to negotiate’. Van de tragedie van de oorlog belandde Cambodja en Phnom Penh in de tragedie van de vrede. Pas na bijna vier jaar zal er door inmenging van het Vietnamese leger een einde komen aan deze tragedie.
Vanaf de jaren ’90 krabbelt Phnom Penh weer op en inmiddels is het een bruisende Aziatische stad, waar meer dan de helft van de bevolking jonger is dan twintig jaar, in alle opzichten het kleine broertje van Bangkok en Hanoi dus. De spitsen van koninklijk paleis, Silver Pagoda en het nationaal museum, de in oranje geklede monniken, de Tonle Sap en Mekong die door de stad stromen, de eindeloze stroom brommers die door de straten stromen, de tientallen kleine en grote markten geven de stad de kleur en geur van een moderne Aziatische (hoofd) stad, om over de geluiden nog maar te zwijgen. Nog niet de parel van Azië van weleer, maar die potentie is er zeker.
Dit alles is echter deze middag niet het doel van onze zoektocht. Vandaag proberen we iets terug te vinden van het barbaarse schrikbewind van de Khmer Rouge. De voormalige Tuol Sleng gevangenis en martelcentrum, nu museum, in het centrum, en de Killing Fields van Choeung Ek net buiten de stad waar duizenden zijn gemarteld en vermoord, durf ik niet te bezoeken. Bang dat de dolende zielen daar me nog lang na terugkeer blijven bezoeken. Nee, het zoeken is naar het restaurant van Kith Eng, de vrouw van Vann Nath, een van de zeven overlevenden van de Tuol Sleng gevangenis. Als kunstenaar heeft hij later in vele schilderijen verslag gedaan van zijn verblijf daar. Zijn schilderijen zijn te zien in het huidige Tuol Sleng Genoicide Museum en dus in het restaurant van zijn weduwe. Vann Nath zelf is in 2011 overleden.
Na onze tuk-tuk driver bedankt te hebben vervolgen we te voet onze zoektocht, huisnummer 33b blijft echter nog lang onvindbaar. Door de wijk dwalend blijkt ook de parallelweg nummer 169 te dragen, maar nog steeds geen huis 33b. Hoe de aangrenzende steegjes genummerd zijn laat zich slechts raden. Navraag doend brengt een behulpzame buurtbewoner ons naar het ziekenhuis, dat lijkt me een ernstig misverstand. Maar na inmiddels een paar uur zoeken en ongetwijfeld dicht bij ons doel, laat ik me gewillig meevoeren. De vrouwelijke conciërge van het ziekenhuis weet meer, maar spreekt geen Engels. Mee naar binnen naar een arts die wel Engels spreekt, op het gezochte adres blijkt inmiddels een apotheek gevestigd. Het restaurant van Kit Eng blijkt niet meer te bestaan, maar de galerie met werk van Vann Nath nog wel. De vriendelijk lachende conciërge krijgt toestemming ons daarnaartoe te brengen. De Aziatische vriendelijkheid is weer eens onovertroffen en vijf minuten later staan we voor de gezochte galerie, waar Sineth, de oudste dochter van Vann Nath ons al opwacht, haar moeder Kith Eng verwacht ons binnen.
De galerie zelf is een wat steriele pijpenla, zwarte vloertegels en witte muren met daaraan het werk van Vann Nath. Een laat zelfportret, een surrealistisch tafereel waarop een mensfiguur (Vann Nath) een beeld (the churning of the milk ocean) torst, met op de achtergrond de tempels van Angkor Wat en de Eiffeltoren. Angkor is ook de naam de schaduworganisatie waaronder de Khmer Rouge zijn misdaden bedreef. Etsen van een geromantiseerd landelijk leven en natuurlijk de schilderijen met de nachtmerries van zijn verblijf in het Tuol Sleng martelcentrum. Op een van de schilderijen is een grote groep halfnaakte en met kettingen aan de vloer vastgeklonken gevangen te zien. Door het raam worden ze door een van de bewakers nat gesproeid. Op een ander schilderij zien we een ossenwagen met een tweetal gevangen (Vann Nath en zijn neef, lees ik later) met drie bewakers, op weg naar de Tuol Sleng gevangenis.
Verder twee grote kasten met documentatie, boeken, foto’s en ansichtkaarten. Naast zijn schilderijen heeft Vann Nath zijn herinneringen aan Tuol Sleng (door de Khmer Rouge S-21 genoemd) ook op geschreven. Sineth laat ons een beduimelde Engelse vertaling zien, hun enige exemplaar. Later lukt het me om via het world-wide-web een exemplaar van het boekje te achterhalen. Een crisisuitgave, vlekkerig gedrukt op flinterdun papier, met verspringende lettergroottes, sommige pagina’s in zwartwit andere in blauwwit, de korrelige illustraties eveneens in blauwwit. Een ontroerend en aangrijpend verslag. In honderdachttien pagina’s, wars van iedere literaire pretentie of wetenschappelijk doel, doet Vann Nath een diep menselijk verslag van zijn ervaringen tijdens de Khmer Rouge periode en in de S-21 gevangenis. Zijn kunstenaarschap blijkt zijn redding.
It was my great luck that I have been born with the temperament and love for drawing and painting. If not, my name would not have been underlined in red – meaning that I was to be spared – on that February 16, 1978 ‘ghost’ list.
Na de eerste weken van uithongeren, verhoor en martelen, wordt zijn naam op het laatste moment van een dodenlijst gehaald. Als kunstenaar blijkt hij bruikbaar voor het regiem en krijgt hij opdracht portretten en later ook bustes van de leider van de Khmer Rouge, Pol Pot te maken, van wie hij aanvankelijk niet eens weet wie het betreft. Hij weet de laatste chaotische dagen van het regiem te overleven, het moorden gaat tot op de laatste dag door. Zo wordt hij een van de zeven overlevenden van het martel- en moord bewind in de S-21 gevangenis, een schrikbewind dat aan meer dan veertien duizend mannen, vrouwen en kinderen het leven kost. Men schat dat tijdens de Khmer Rouge periode, tussen april 1975 en januari 1979 – om precies te zijn drie jaar, acht maanden en twintig dagen, in totaal twee miljoen Cambodjanen vermoord zijn of door de honger gestorven.
When Cambodia’s doors reopened again in 1979, little remained but tears and piles of bones.
De rest van zijn leven staat in het teken van deze herinneringen, in woord en beeld doet Vann Nath er verslag van. In de galerie weet ik me even geen houding te geven. Waarom ben ik hier eigenlijk? Mijn lieve Suweera doet het een stuk beter en condoleert moeder en dochter met hun verlies. Wat veel meer is dan het uiteindelijke overlijden van Vann Nath in 2011, onder de Cambodjanen die van honger gestorven zijn, bevonden zich ook hun twee eerste kinderen.
Toch is Vann Nath een vroom Boeddhist gebleven, die zijn beulen ook altijd als slachtoffers kon zien. Alleen wanneer in 1998 Pol Pot, de leider van de Khmer Rouge overlijdt, evenals alle andere kopstukken, zonder zich ooit te hebben verantwoord laat staan berecht te zijn, noteert hij als laatste regel in zijn boek, refererend aan de idee van het bestaan van karma:
‘Pol Pot and his henchman will harvest the actions they committed. They will reap what they have sown.’
Is het toeval dat zijn boek in 1998, het jaar van overlijden van Pol Pot, verschijnt of wil hij karma wellicht een handje helpen. Zo kan ook de volkse beleving van een religie een bron van troost zijn.
Beulen als slachtoffers, voor mij is het heel ver weg. Maar in zijn boek ‘The art of living’ kiest ook de Vietnamese zenmeester Thich Nhat Hanh deze benadering, wanneer hij reflecteert op de decennia van oorlog en geweld in Vietnam.
When we can free ourselves from the idea of
Separateness, we have compassion, we have understanding,
And we have the energy we need to help.
(Thich Nhat Hanh ‘The art of living’)
In zijn boek ‘Phnom Penh: a cultural and literary history’ laat Milton Osborne zien dat de Khmer Rouge zijn aanhang wierf onder de armste en meest ongeletterden in de Cambodjaanse samenleving, kinderen soms nog. Zwaar geïndoctrineerd vaak de beulen van het regime. De leiders van de Khmer Rouge daarentegen waren bepaald niet ongeletterd, een aantal van hen had onder het Franse bewind zelfs in Parijs gestudeerd. Toch zou het tot 2014 duren alvorens de laatste twee overlevende leiders van de Khmer Rouge tot een levenslange gevangenisstraf werden veroordeeld. Met tot op de dag van vandaag een president (Hun Sen – 1951 -) die voortkomt uit de Khmer Rouge mogen we dat misschien ook niet verwachten. Hun Sen maakte aanvankelijk carrière binnen de rangen van de Khmer Rouge. In 1978 liep deze opportunist over naar Vietnam, dat toen Cambodja was binnengevallen, en vanaf 1985 is hij bijna onafgebroken premier van Cambodja. Gelukkig is de leider, en bepaald ook geen ongeletterde meeloper, van de Tuol Sleng gevangenis, Kang Keck Leu (1942) (beter bekend onder zijn pseudoniem ‘brother’ Duch of Deuch) al eerder in 2011 berecht.
Misschien is de weg van Thich Nhat Hanh de goede. Voorlopig zou verantwoording, vergeving en berechting in mijn ogen al een heel mooi begin zijn. Wanneer een levenskunstenaar als Vann Nath dit kan opbrengen en daar in de meest simpele en menselijke bewoording verslag van doet, verdient zijn boek wel een veel bredere verspreiding dan een crisisuitgave die veel te duur en slechts via het internet te achterhalen is.
This book is dedicated to all who perished in Tuol Sleng. By keeping their memory alive, my hope is that their deaths do not lose all meaning but can help a new generation of Cambodians, and people throughout the world, to understand what happened in my motherland in the 1970’s.
Epiloog
Een paar dagen later bezoeken we een muziek- en dansvoorstelling van de theatergroep Cambodian Living Arts ‘We believe arts are at the heart of a viral society’ in het theater van het Nationaal Museum in Phnom Penh. Bij de ingang worden sieraden verkocht gemaakt uit het koper van de kogelhulzen die overal in het land royaal voorhanden zijn. Voor mijn beide dochters koop ik er twee paar, zeer fijn bewerkt en ingelegd met tijgeroog. Voor twee dollar extra worden ze met kogelhuls verpakt in een mooi katoenen zakje.